De bedoeling van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer ligt al besloten in de titel. De algemene regels voor geluid zijn geformuleerd als volgt:
|
07:00–19:00 |
19:00–23:00 |
23:00–07:00 |
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen |
50 dB(A) |
45 dB(A) |
40 dB(A) |
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen |
35 dB(A) |
30 dB(A) |
25 dB(A) |
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen |
70 dB(A) |
65 dB(A) |
60 dB(A) |
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen |
55 dB(A) |
50 dB(A) |
45 dB(A) |
LAr,LT is het langtijdgemiddelde geluidniveau. Hierin kunnen straffactoren (toeslagen) verrekend zijn voor impuls-achtige geluiden en
herkenbare muziek of tonen. Voor enkele sectoren gelden afwijkende algemene regels. Zo zijn de dagdelen voor benzinepompen afwijkend
en gelden voor windturbines afwijkende algemene grenswaarden voor geluid. Daarnaast zijn er nog enkele, duidelijk omschreven, aanvullende regels,
afwijkingen of uitzonderingen.
LAmax is het hoogste niveau van de meter in de stand F (fast); het piekniveau volgens de wet milieubeheer.
Het bevoegd gezag mag, binnen zekere grenzen, afwijken van de algemene regels van het activiteitenbesluit. Vaak komen maatwerkvoorschriften er op neer dat een bedrijf bepaalde gedragsregels krijgt opgelegd die moeten waarborgen dat aan de algemene regels ten aanzien van geluid kan worden voldaan.
Sommige bedrijven vallen niet onder het activiteitenbesluit. Deze bedrijven moet een omgevingsvergunning, voorheen milieuvergunning, aanvragen. In principe is geluid hierin altijd maatwerk. Een akoestisch onderzoek moet laten zien hoeveel geluid een bedrijf maakt, en wat met in achtneming van de best beschikbare technieken haalbaar is. Een akoestisch rapport kan bindende aanwijzingen bevatten om aan de geluideisen te voldoen.
Deze tekst instrueert de vergunning verlenende instantie bij het opstellen van vergunningsvoorschriften, en het opstellen van maatwerkvoorschriften ten aanzien van geluid. De Handreiking vervangt de Circulaire industrielawaai uit 1979, maar verwijst daar in sommige gevallen nog wel naar. Gemeenten kunnen een, door de gemeenteraad te bekrachtigen, nota opstellen waarin zij grenswaarden voor geluid kunnen aanpassen aan het karakter van het betreffende deel van de stad, zogenaamde gebiedsgerichte grenswaarden. Als zij dat niet doet, is nog steeds het heersende achtergrondniveau de belangrijkste parameter bij het vaststellen van grenswaarden, dat is de methode uit de Circulaire van 1979.
In dit document is aangegeven op welke wijze het heersende achtegrondniveau moet worden bepaald en kan worden gebruikt als grondslag voor op te stellen geluidgrenswaarden. Het achtegrondniveau wordt gemeten met een statistische methode en wordt uitgevoerd over een langere periode (sommige jurisprudentie heeft het over minimaal 1 uur). Tijdens de meting mogen geen geluiden worden gemeten die vreemd zijn aan de omgeving, bijvoorbeeld een drainage pomp die in werking is voor een bouwproject. De te meten grootheid is de L95, het geluidniveau dat 95 % van de tijd wordt overschreden. Terug naar Akoestisch onderzoek