In het bouwbesluit wordt onder installaties verstaan: liften, toiletten, alle technische voorzieningen die te maken hebben met verwarming en ventilatie en
pompen voor verhoging van de waterdruk (hydroforen). Aan het geluid hiervan zijn eisen gesteld ter bescherming van het gebruiks- of wooncomfort.
Een elektrisch bediende garagedeur valt bijvoorbeeld buiten deze voorschriften.
Met ingang van de nieuwste versie van het Bouwbesluit gelden de eisen aan het geluidniveau ook voor de installaties in de eigen woning.
Onder de vorige versies van het Bouwbesluit ging het alleen over het geluid vanwege installaties in naburige woningen, of
gemeenscahppelijke installaties zoals een lift. De nieuwe aanpak is bijvoorbeeld van belang voor huizen met een warmtepomp of
warmte-kracht installatie.
Om het geluid vanwege installaties te meten en te beoordelen moet ook
rekening worden gehouden met de nagalmtijd en het volume van de ruimte. Hoe dat moet worden verrekend is omschreven in NEN 5077.
De te beoordelen grootheid wordt 'karakteristiek geluidniveau' van installaties genoemd.
Met alleen een geluidniveaumeter kan slechts een indicatieve
meting worden gedaan. Voor bijvoorbeeld een lift kan bovendien een extra gecompliceerde meting van toepassing zijn zoals het meten van
het maximale geluidniveau per oktaafband met de meter in de stand S (slow). Dat is een meetmethode die erg gevoelig is voor verstoringen.
Voor geluid door industriële installaties en dergelijke klik hier.